Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

FLUORAPATIET en HEMATIET (variëteit martiet)

Cerro de Mercado, Durango (city), Durango (state), Mexico


Foto 1


Foto 2


Foto 3


Foto 4


Foto 5


Les excuses sont faites pour s’en servir. Wie er de geschiedenis op naleest van de roemrijke Spaanse Conquista van de Amerika’s kan haast niet anders dan tot het besluit te komen dat die niet veel meer betekende dan een gelegaliseerde stroop-, roof- en moordtocht naar goud (het liefste) of zilver (als het niet anders kon) onder het mom van “the three G’s”: Gold, Glory and God (en wel degelijk in die volgorde). Volgens sommige bronnen was dat de eerste grootschalige genocide van de moderne tijd: tijdens de eerste anderhalve eeuw na Columbus ging er toen een geschatte 80% van de inheemse bevolking aan ten onder.

De Spanjaarden waren daarbij voortdurend (maar vruchteloos) op zoek naar dé grote jackpot: een immense schat aan edelmetalen. Als leidraad hadden ze daarbij weinig meer dan legendes en mythes die sinds onheuglijke tijden door de inheemse bevolking van generatie op generatie werden overgeleverd. Zo dook in 1551 weer eens een verhaal op als zou er een massieve berg van metallisch goud en zilver bestaan ergens in de uitgestrekte vlakte in West-Centraal Mexico, aan de voetheuvels van de Sierra Madre Occidental, waar heden ten dage Durango City ligt. Dat was toen nog onbekend gebied en dat moest zonder uitstel zo snel mogelijk worden ontdekt en geciviliseerd (en leeggeplunderd) en bijgevolg vertrok reeds het volgende jaar een goedbewapende, honderdkoppige expeditie onder leiding van Don Ginés Vásquez del Mercado. Niet zonder heel wat weerstand van inheemse stammen vonden ze uiteindelijk een opvallende, heel merkwaardige, enorme heuvel waar ze onmogelijk naast konden kijken, helemaal geïsoleerd in een weidse vlakte. Oorspronkelijk dachten ze dat die van zuiver zilver was, maar al heel snel bleek die uit puur … ijzer te bestaan! Zeer tot ontgoocheling van Mercado uiteraard – die in de schermutselingen op de terugweg bovendien ook nog eens zo ernstig gewond raakte dat hij er, terug thuis, tenslotte aan overleed. Zijn roem (?) bleef echter voortleven in de naam van de heuvel, die van toen af met de naam Cerro de Mercado (Mercado’s heuvel) werd bedacht – alleen is nog steeds niet duidelijk of die naamgeving als eerbetoon door de overheden dan wel spottend door zijn manschappen werd bedacht.

Het duurde echter nog een hele tijd voor er iemand echt interesse vertoonde in die ijzeren berg. Pas in 1828 werd door de toenmalige gouverneur van Durango een eerste exploitatielicentie gegeven aan een maatschappij van Britse origine. Aanvankelijk stelde dat niet veel voor: stukken erts werden gewoon opgeraapt en verder behandeld zonder al te veel kennis van zaken. In 1834 kwam er een eerste echte hoogoven die een wekelijkse productie van 4 ton ijzer per week (alle begin is moeilijk!) mogelijk maakte. De uitbaters waren meteen al uitermate optimistisch omtrent de toekomst van hun nieuwe ijzermijn die (vrij vertaald) “… het mogelijk zou maken om alle smederijen van Groot Brittannië samen op volle capaciteit te laten draaien voor de volgende 350 jaar om aldus grotere winst op te leveren dan het slaan van alle Mexicaanse zilveren en gouden munten tot dan toe had mogelijk gemaakt …”. Maar dat was blijkbaar wel nog niet voor onmiddellijk: het kwam tot een opeenvolging van uitbaters die de een na de ander hun broek scheurden aan te hoge transportkosten voor hun eindproduct. Dat veranderde echter in 1893, toen Durango City werd aangesloten op het toenmalige Mexicaanse spoorwegennet: vanaf dan werd de operatie alsmaar grootschaliger én uiteindelijk ook winstgevend. Van 1910 tot 1920 kwam het tot een tijdelijke stilstand onder Francisco “Pancho” Villa met zijn Grote Mexicaanse Revolutie (een toenmalig eufemisme voor ongestrafte en grootschalige afpersing en ander banditisme), die nagenoeg elke vorm van mijnbouw onmogelijk maakte. Daarna kon de ontginning met wisselend succes weer worden opgenomen: een nieuwe opeenvolging van uitbaters passeerde het defilé tot het in 1985 weer eens op een bankroet uitliep. De totale historische productie bedroeg toen 35 miljoen ton erts aan een gemiddeld gehalte van 62% ijzer. In 1993 kwam het weer eens tot een nieuwe opstart en heden ten dage is de mijn nog steeds actief: in 2001 bedroeg de dagelijkse ertsproductie nog 2000 ton, maar die is wel uitermate gevoelig aan wereldwijde schommelingen op de grondstoffenmarkt. Historisch gezien is het een dagbouw operatie – wanneer die reserves zijn uitgeput zou een massale overschakeling naar ondergrondse operaties hier wel eens de definitieve doodsteek kunnen betekenen.

De ijzermijn van Cerro de Mercado bevindt zich binnen de perimeter, op wandelafstand van het centrum van Durango City (voluit: Victoria de Durango, ter nagedachtenis van de eerste Mexicaanse president Guadelupe Victoria, zelf afkomstig uit de staat Durango), zowat 500 mijlen ten zuiden van het Amerikaanse El Paso op de grens met Texas. De ertsafzetting – gevormd uit gigantische lagen hematiet - beslaat een enorme, nagenoeg driehoekige heuvel met zijden variërende tussen anderhalve en twee kilometer, die tot 175 meter boven de omliggende vlakte uittorent. Over de herkomst bestaat nog altijd onzekerheid. Een eerste theorie – toegeschreven aan de beroemde ontdekkingsreiziger / wetenschapper Alexander von Humboldt - hield het bij de inslag van een reuzenmeteoor: dat houdt echter geen steek, want de man is er nooit geweest en heeft er evenmin ooit iets over geschreven. Vandaag de dag gaan de discussies nog tussen een vulkanische dan wel een hydrothermale afzetting. Het ijzer deed zich origineel voor als magnetiet - dat is echter nagenoeg volledig gepseudomorfoseerd naar hematiet: het erts is op zijn beste nog maar licht magnetisch bij een maximaal magnetietgehalte van 5%. Wat daarbij wel behouden bleef is de originele octaëdrische kristalvorm: een dergelijke pseudomorfose hematiet na magnetiet staat ook wel bekend als de variëteit martiet. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door het specimen op foto 1 (125 x 120 x 90 mm): een grijszwart stuk erts van tweeënhalve kilo zwaar dat nog maar amper magnetisch is met opvallende, euhedrische octaëderkristallen met zijden tot tweeënhalve cm. Het is afkomstig uit de collectie van Karel Bal (te oordelen naar de kwaliteit van zijn verzameling moet de man een kampioen zijn geweest in het uitselecteren van de betere specimens), van wie ik het in 2015 kocht. Hij had het zelf van Willy Israel – het zou verzameld geweest zijn in de zeventiger jaren. Dergelijke stukken zijn heden ten dage vrij zeldzaam want … niemand nam indertijd de moeite om ze te verzamelen: “the real McCoy” uit Cerro de Mercado was immers niet zijn hematiet var. martiet maar zijn wereldbefaamde gele fluorapatiet.

Die komt er voor in spleten en holtes van het ijzererts in de vorm van excellente, euhedrische kristallen. De kristalvorm is overwegend langgerekt hexagonaal-prismatisch - met een dominant prisma van eerste orde, een minder ontwikkeld prisma van tweede orde en een piramidale terminatie; dubbel beëindigde kristallen zijn zo goed als onbekend. Lengtes tot 10 cm komen voor, maar die zijn exceptioneel – de doormeter is beperkt tot 2 cm. De kleur varieert van bleekgeel over groengeel tot diep geeloranje - lokaal noemt men ze “amarillos” (Spaans voor geel). Slijpbare specimens zijn zeldzaam: doorgaans vertonen de kristallen talloze inwendige barstjes en oranjebruine adertjes ijzeroxide. Fluorapatiet van Cerro de Mercado vond ooit toepassing als referentiemateriaal in diverse takken van de wetenschap: zo diende het o.a. als fosfaatstandaard voor het Spectrochemical Lab van de US Geological Survey.

De mineralogie van de Cerro werd pas in 1926 bestudeerd en gerapporteerd. Daarna raakten de fluorapatietkristallen snel bekend bij verzamelaars: in het begin van de dertiger jaren kreeg de mijn al heel wat bezoekers over de vloer, op zoek naar specimens. Die waren er in overvloed en zowat over de hele mijn verspreid. Zeer tot ongenoegen van de uitbaters: fosfaat is nadelig voor zowel het hoogovenproces als voor de staalkwaliteit. Ze zagen zich genoodzaakt om die vervelende “amarillo’s” manueel uit het erts te laten verwijderen – een job voor vrouwen en kinderen aan een lopende band. De kristallen werden verzameld in emmers en zakken (!) en werden voor de sluiting van 1985 nog verkocht aan … 5 US$ per emmer. Dat was natuurlijk “gefundenes Fressen” voor mineralenhandelaars: in de periode 1940 – 1970 was er waarschijnlijk geen enkele Amerikaanse Rock Shop die niet minstens een paar dozen van het spul in aanbieding had. Dergelijke ruwe behandeling kwam de kwaliteit van de kristallen uiteraard niet ten goede – vele daarvan ontwikkelden inwendige barsten of oppervlakteschade en/of verloren hun (uitermate gevoelige) terminatie. De beste – slijpwaardige - kristallen en goede specimens op matrix werden “on the job” verzameld door mijnwerkers en verlieten de mijn via hun brooddozen. Het leeuwendeel van de specimens in onze huidige verzamelingen stamt zo uit de zestiger en zeventiger jaren – sommigen werden verhandeld als “asparagus stones”. Dergelijk droomscenario is helaas niet langer van deze tijd: het erts wordt nu – jammer genoeg samen met de amarillo’s – verpulverd, voorafgaand aan een magnetische scheiding voor verdere verwerking. Al blijft het niet uitgesloten dat enkele zeldzame uitgelezen specimens nog altijd de mijn verlaten via een of andere lunchbox. Met een dergelijk verleden kan het echter moeilijk anders dan dat er in de magazijnen van mineralenverdelers nog steeds ettelijke specimens op betere tijden liggen te wachten.

De foto’s 2 en 3 (detail) illustreren een specimen op matrix van 85 x 75 x 60 mm. Ik kocht het op de beurs van Sainte Marie in 2017 van Tesoros Naturales, een Spaanse mineralenhandel die zich vooral richt op het recycleren van oude verzamelingen mineralen en fossielen. Het is een goede synthese van waar het hem bij Cerro de Mercado juist om gaat: drie kleinere maar goedgevormde en éénzijdig beëindigde kristallen tot 2 cm op een matrix waarop hematiet var. martiet kristallen tot 2 cm zeer duidelijk te zien zijn. Specimens op matrix zijn hier zeldzaam, omdat de fluorapatietkristallen een sterke neiging hebben om bij het formateren los te laten. Het originele magnetisme is hier praktisch volledig verdwenen.

Het specimen op de foto’s 4 en 5 (detail) is dan weer een enkelkristal fluorapatiet (45 x 25 x 25 mm) uit de verzameling van Paul Tambuyser op de MKA minibeurs van 2010. Het is niet van bijster goede kwaliteit: daarvoor vertoont het teveel barsten en incrustaties van ijzeroxide – tot grote wanhoop van fotograaf Theo. Je kunt er de kristalvlakken echter duidelijk op zien en het is wel redelijk groot voor zijn soort. Ondertussen blijf ik zoeken naar een beter specimen: je moet in het leven tenslotte toch nog iets hebben om naar uit te kijken?
 
alfabetische index